VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Rechter: Botsing met lage impact kan ook letselschade veroorzaken

Geplaatst op: 29-01-2018, 13:02:52

ASR moet als aansprakelijkheidsverzekeraar toch de letselschade vergoeden die een jonge vrouw in haar tienerjaren bij een aanrijding opliep. Ook in hoger beroep bepaalde de rechter in een tussenvonnis dat hoewel botsing met lage snelheid plaatsvond, dit een oorzakelijk verband met directe gezondheidsschade niet in de weg staat. Wel moet er op last van de rechter nader onderzoek gedaan worden naar de gezondheidsklachten die de vrouw nu nog heeft en in hoeverre dit nog te linken valt aan het ongeval.

Op 10 juni 2010 zit het dan 13-jarige meisje achter in een auto als ze naar school wordt gebracht. De auto wordt op het moment dat deze stil staat van achteren aangereden. De bestuurder van deze auto, een verzekerde van ASR verklaart later op het schadeformulier dat zij tijdens het optrekken tegen haar voorligger botste, maar dat dit met minder hoge snelheid gebeurde dan verwacht en dat er geen schade aan beide voertuigen was te zien. Een eerdere schriftelijke verklaring van de bestuurder van de auto met het slachtoffer spreekt deze lezing niet tegen.

Lichte kneuzing

Het meisje meldt zich op de dag van het ongeval bij de huisarts en klaagt over pijn in de nek en een “wat zwaar gevoel in de armen”. De huisarts constateert geen neurologische bijzonderheden en houdt het op een lichte kneuzing. De klachten houden in de maanden daarna echter aan waarna het meisje wordt doorverwezen naar een neuroloog/psychiater die gespecialiseerd zou zijn in whiplash. Ook wordt er kinderfysiotherapie gestart om onder meer haar spierkracht en haar algehele conditie en belastbaarheid te vergroten.

Spontaan herstel

De neuroloog stelt dat de klachten van meisje passen bij een whiplash, maar ziet echter goede mogelijkheden om een natuurlijk en spontaan herstel af te wachten. Een andere neuroloog die het meisje naderhand nog bezoekt omdat ze kampt met ‘doorslaapproblemen’ komt in februari 2011 tot de conclusie dat er sprake is van een “licht uitgesteld slaapfase syndroom, waarschijnlijk geprovoceerd door een achteraanrijding Slaapmisperceptie.”

Dramatisch klachtenpatroon

ASR gaat, als aansprakelijkheidsverzekeraar van de automobilist die tegen de voorligger botste, niet akkoord met de lezing van de artsen van het meisje. De medisch adviseur van de verzekeraar spreekt van een “zéér gering energetisch accident, hetgeen moge blijken uit het feit dat er geen materiële schade zichtbaar was aan beide auto ’s na de achteroprijding. De vraag is dan legitiem of een dergelijk accident kan hebben geleid tot een acceleratie-/deceleratietrauma van de cervicale wervelkolom. Vervolgens is er een dramatisch verlopen klachtenpatroon bij betrokkene. Objectiveerbare afwijkingen op neurologisch dan wel orthopedisch gebied zijn niet vastgesteld.”

Achteruitgang schoolprestaties

Volgend de medisch adviseur van het meisje zijn er echter vanaf het ongeval beperkingen voor nek-/schouderbelasting en pijngerelateerde / inspanningsgebonden beperkingen (concentratie/geheugen, duurbelasting, overmatige vermoeidheid). Ook wijst hij op een achteruitgang in de schoolprestaties van het slachtoffer dat op dat moment in 3 havo zat, maar uiteindelijk strandt na een afgeronde vmbo-opleiding. Volgens de medisch adviseur is er nog geen zicht op de eindsituatie, maar is de kans op volledig herstel al fors verminderd en valt er pas 1,5 jaar na het ongeval meer over te vertellen.

Delta v onderzoek

ASR laat daarop een zogeheten Delta v onderzoek uitvoeren naar de impact die het ongeval zou hebben gehad. Dit onderzoek bevestigt volgens de medisch adviseur van ASR dat er sprake is geweest van een zeer geringe en minimale impact.”Dat betrokkene klachten ondervindt, staat niet ter discussie. Waarom de huidige klachten van betrokkene als louter en alleen ongevalsgevolg dienen te worden beschouwd, kan ik op basis van de mij ter beschikking staande medische informatie niet verklaren. (…)Er blijft sprake van een dramatisch klachtenbeeld na het ongeval, maar of deze problematiek louter en alleen door het ongeval is veroorzaakt, weet ik niet.” Enkele jaren later stelt de adviseur in een brief dat “Klachten na een ongeval zijn niet per definitie door een ongeval. Verder verwijs ik naar mijn voorgaande adviezen.”

Postwhiplash-syndroom

Desondanks erkent ASR aansprakelijkheid voor de geleden directe schade en keert het een voorschot op de schade (exclusief buitengerechtelijke kosten) uit van € 7.375. De ouders, van het toen nog minderjarige meisje, gaan haar niet mee akkoord en eisen een dubbel bedrag aan schadevergoeding en de een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank geeft hen in juli 2014 grotendeels gelijk. Volgens de rechtbank kan uit de door [geïntimeerde] overgelegde rapporten worden afgeleid dat sprake is van een postwhiplash-syndroom. Een achterop-aanrijding kan dergelijke klachten veroorzaken. De rechtbank verwierp het door ASR op het punt van het causaal verband gevoerde Delta v verweer. Het enkele rapport van de deskundige en de constatering dat de Delta v laag was, betekent volgens de rechtbank niet zonder meer dat het causaal verband ontbreekt, maar maakt het één van de relevante omstandigheden voor het bepalen van het causaal verband.   De vordering tot betaling van een (nader) voorschot was volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd en om die reden niet toewijsbaar.

Onvoldoende onderbouwd

Ook in hoger beroep stelt het Gerechtshof Arnhem vast dat het Delta V onderzoek weinig zegt.  “In het licht van dit onderzoek heeft ASR onvoldoende onderbouwd dat het enkele feit dat sprake is van een lage Delta v in de weg staat aan het aannemen van causaal verband tussen de klachten van [geïntimeerde] en het ongeval. Anderzijds volgt uit het onderzoek ook dat de kans op het ontwikkelen van (langdurige) whiplashklachten lager is bij een ongeval met een Delta v van, zoals hier, ruimschoots minder dan 10 km/uur dan bij een ongeval met een Delta v van meer dan 10 km/uur.”

Afwijzing voor Wajong

Ook constateert het Hof in haar tussenvonnis dat de inmiddels jonge vrouw in mei 2016 verklaarde dat zij nog steeds niet in staat was om te werken of te leren en afhankelijk was hulp van haar moeder voor veel voorkomende huishoudelijke werkzaamheden. Wel spreken de diverse medisch rapporten elkaar volgens het Hof tegen. Ook het UWV, als buitenstaander in dit conflict, houdt er een andere visie op na. De keuringsarts van de uitkeringsinstantie wijst in 2015 een beroep van de jonge vrouw op de Wajong af. “Bij lichamelijk onderzoek vind ik weliswaar geringe afwijkingen, maar geen objectiveerbare functionele beperkingen. In ICF termen is er mogelijk sprake van een geringe stoornis in de hogere cognitieve functies met zeer geringe beperking t.a.v. omgaan met stress en andere mentale eisen en door een geringe stoornis in de aandacht een beperking t.a.v. langdurig richten van intensieve aandacht (bv lezen/schrijven beleidsstukken).”

Multidisciplinair onderzoek

Bij deze stand van zaken vindt het Hof het niet verantwoord om een oordeel te geven over het bestaan en de omvang van de klachten van het slachtoffer en het causaal verband tussen deze klachten en het ongeval. De raadsheren bevelen een multidisciplinair aan waaraan meegewerkt zou moeten worden door een neuroloog, een neuropsycholoog, een psychiater en een revalidatie-arts.

Op 6 maart komen de bevindingen van de deskundigen in een nieuwe zitting aan de orde.

Bron: publicatie door Robert Paling op www.amweb.nl van 29 jan 2018

Vorige pagina